buiten aan een armetierig waslijntje
die de trouwfoto nog net vasthield
wapperend in vlagen van herinnering
hing ik gevaarlijk uit het raam
mijn ongeluk te lezen in zijn laatste briefje
wat hij voor mij had achtergelaten
apathisch vleide ik mij op het bed
gehuld in niets dan een broekje van kant
rood was het en dood was mijn gevoelen
de kamer holde in echoos van verleden
rond mijn ontklede wezen zonder hemd
een vrouw hing onderwijl in een afgrond
deze was niet van hier zo te zien
als ik ver in de diepte van haar keek
oei, nog even volhouden madame
met je mooie, plooiende, wijde rok
snel, vertel me toch nog even als je wil
wat voor toekomst heb ik nog in verschiet
ze deed haar mond open en toverde mij
een verre horizon op haar laatste ademtocht
haar uithoudingsvermogen was bezweken
met een smak viel het mensje op de grond
en een menigte was niet te bekennen
zal je net zien, gaat het niet zoals op tv
een vreemde fee gehuld in loterijgetallen
tilde het verkreukelde vrouwtje op
en bracht haar naar een gastvrij bed
waar menig man zich al in had verzet
maar het lot ligt becijferd in de kluis
van het meest onwaarschijnlijke geval
voordat de regen mijn was ging verpesten
haalde ik alle kleur uit opgedroogde dagen
en fietste op luchtballonnen van liefde en trouw
als de wiedeweerga uit 't zwembad van de buurman